I found some old book lying around my house. It gives a manual on making Russian damast steel.
If you want to read it, learn Dutch, or translate it
Someone with a forge could try it.
I dont know how translating programs deal with 18th century Dutch however.
Daar te lande, te Slatust aan het Uralische gebergte bestaat eene fabriek welker voortbrengselen in allen opzigte volkomen gelijk zijn aan de Aziatische.
Deze fabriek is het uitvloeisel van de uitmuntende proeven, genomen door den ingenieur Anossow, en indien -gelijk hij meent en hoogst waarschijnlijk is- zijne wijze van bewerking met de Aziatische overeenkomt, komt hem de eer toe eener tweede uitvinding; immers zoo gemakkelijk het hem viel, aldaar de Aziatische klingen te bekomen, zoo moeilijk, ja onmogelijk was het iets aangaande de wijze van vervaardiging op te vangen; door eigen proefnemingen moest hij trachten achter het geheim te komen.
De slotsom zijner onderzoek is in het algemeen deze: het gedamasceerde staal is geen mengsel van tweeërlei metaal, maar eene soort van gietstaal; het zogenaamde gedamasceerde onstaat in de grondstof van zelv`, en de verschillende figuren hangen af van den duur der werking van het vuur.
Tot het vervaardigen van het staal bedient men zich niet van gewone kolen, maar van graphiet (potlood).
Reeds door de smelting van ijzererts met graphiet kan men gedamasceerd staal bekomen; doortoe echter worden de fijnste ertsen vereischt, terwijl er een lange tijd toe wordt vereischt, benevens veel graphiet en brandstof.
Anossow meent intusschen, en zeker niet ten onrichte, dat deze behandelingswijze van oudsher gevolgd is, en dat dit eene der redenen is van den hooge prijs der echte klingen - eene prijs, die overigens niet zo verbazend is als men zich dien doorgaans voorstelt.
Dat de oude volken de ertsen onmiddelijk verwerkten kan ook nog uit iets anders bewezen worden.
De chemische analyse heeft namelijk in den laatsten tijd door het onderzoek van oud bronswerk bevonden, dat daarin altijd die metaal-zelfstandigheden voorkomen, welke het koper bevat indien het zich in den vorm van zwavelerts bevindt; daaruit volgt, dat de oude bronswerken bestaan uit kopererts en tinerts.
Het vervaardigen van gedamasceerd staal gaat gemakkelijker met gezuiverd ijzer dan met ijzererts; het eerste is dan ook in Slatust in gebruik en heeft in het algemeen op de volgende wijze plaats.
Het smelten geschiedt, even als met gewoon gietstaal, in kleine vuurvaste gebakken steenen in eenen kleinen oven, die van een blaasbalg voorzien is.
Men bearbeidt hoogstens 10 pond ijzer opeens, dewijl grooter staalklompen te moeilijk in het smeden zijn; zelfs bepaalt men zich in sommige gevallen bij 8 of 6 pond, omdat, hoe kleiner hoeveelheid men neemt, het staal des te harder wordt. Het ijzer wordt in den smeltoven bedekt met eene laag, bestaande uit een mengsel van graphiet, hamerslag en een middel dat de vloeibaarheid bevordert.
Daartoe kan men zich bedienen van verkalt kwarts, of van dolomiet.
Nadat de aldus gevulde en goed geslotene steenen bak 3 en een half uur in den gloeioven gestaan heeft, vindt men het metaal bedekt met eene laag vloeibare sintels of slakken, op welke het nog overschietende gedeelte van het graphiet drijft. In dien toestand vertoont het metaal reeds een flaauw, langgestreept, helder moiré, en als het graphiet goed is eenen zekeren weerschijn.
Nadat nu nog het vuur een half uur heeft geduurd heeft het metaal een eene golfvormige damasceering aangenomen; nog een half uur later is het moiré van klein in middelmatig groot veranderd.
Als het werk zo ver gevorderd is valt de steenen bak doorgaans uiteen, zoodat men het werk moet staken.
Indien de baksteen evenwel nog meer hitte verdragen kan, laat men het nog een half uur aanhouden en bekomt dan een netvormig moiré; bijaldien de steen nog een half uur toelaat, wordt het moiré sterker, en gaat somtijds in het bandvormige over.
Gedurende den geheelen duur dezer gloeijing neemt de hoeveelheid graphiet meer en meer af.
Het moet van de beste soort zijn, dewijl anders het metaal zelden smeedbaar is.
Indien men er minder graphiet bij voegt, krijgt men minder moiré en weeker staal.
Het ijzer moet insgelijks zeer zuiver zijn.
Nadat het vuur uitgedoofd en de oven bekoeld is, vindt men op de bodem van den steenen bak eene staalmassa met een volkomen gladde, gedamasceerde oppervlakte en in het midden eene laagte, in welke de kristallisatie het kenbaarst is. Indien deze laagte ontbreekt, heeft de afkoeling te snel plaats gehad, ten gevolge waarvan de klomp van binnen hol en onsmeedbaar is; het staal is diensvolgens niet bruikbaar, al vertoont het de schoonste moirés.
De gewonnen klompen worden nu onder eenen kleinen staarthamer in 3-9 verhittingen tot baren uitgesmeed.
Hoe weerbarstiger het staal bij het smeden blijkt te zijn, en hoe langer het onder den hamer heet blijft, des te beter is het. Witgloeihitte bederft het staal geheel en al, ten minste het moiré.
Het gloeispaan, d.i. het oxyde-bekleedsel, waarmede het metaal bij het smeden bedekt wordt, levert eene zoo fraaie en duidelijke damasceering, dat zij er veel duidelijker op zigtbaar wordt dan op het metaal zelf.
Zulks levert eenen toereikenden maatstaf ter beoordeling van zulk een stalen blok; immers het zoo veelvuldig afwisselende der teekening van het moiré is in geenen deele het werk van een louter toeval, maar als het ware een schrift, leesbaar voor hen die er de hoeveelheid van koolstof en den graad van deugdzaamheid van het metaal uit weet af te leiden.
De eigenlijke voorwaarde tot het gelukken van het geheele werk bestaat daarin, dat de staalmassa in den steenen bak gelijkmatig bekoelt; want het ogenblik van stollen is juist dat, waarop het moiré zich begint te ontwikkelen.
Daarbij heeft eene zekere afscheiding in tweeërlei soorten van metaal plaats, vermits een ijzer, rijk aan koolstof, zich in de massa afzondert en door zijne kristallisatie de damascering doet ontstaan.
Het gedamasceerde staal vertoont, als het oog er schuins op valt, behalve het moiré, ook nog een gekleurden weerschijn.
Ook deze eigenschap, die het afkoelen van een staalklomp zigtbaar wordt, is een zeker kenteeken der deugdzaamheid.
Staal dat in het geheel geen weerschijn heeft, is slecht en broos; de vereeniging van ijzer en koolstof schijnt daarbij niet naauw genoeg te zijn; indien de arbeid gelukt is, vertoont zich een blaauwachtige weerschijn, terwijl de allerbeste soort kenbaar is aan eenen goudachtigen weerschijn.
De verdere bewerking der stalen baren wijkt in het wezenlijke niet van de algemeen bekende af; alleen moet alles, te beginnen met het smeden (dat alleen bij roodgloeihitte plaats mag hebben), door harden, slijpen, enz. met de uiterste zorgvuldigheid en voorzigtigheid geschieden, daar het damascener staal zeer gevoelig en fijn is.
De beste klingen van Anossow -die met gouden weerschijn- bezitten datgene, hetwelk de roem der gedamasceerde uitmaakt, namelijk, dat men er dikke spijkers mede kan doormidden hakken, beenderen kloven, enz., zonder dat er eenig nadeel aan komt.
Eene damascener kling veroorzaakt in eene goede Engelsche, die op gelijken graad gehard is, altijd eene schaar, zonder zelve te scharen.
Doch op het proefstuk van zulk eene kling bestaat daarin, dat zij een gazen sluier in de lucht doorhakt.
Have fun reading it.
Only for the real "steel-geeks"